Examenvragen - Biologie - Augustus 2015


Vraag: Augustus 2015

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct?
<A> Lysosoom en vertering
Mitochondrion en synthese van eiwitten
<B> Lysosoom en fotosynthese
Mitochondrion en celademhaling
<C> Peroxisoom en vertering
Ribosoom en celademhaling
<D> Peroxisoom en detoxificatie
Ribosoom en synthese van eiwitten

Antwoord: D

Peroxisomen breken toxische stoffen af, ribosomen zorgen mee voor de eiwitsynthese

Vraag: Augustus 2015

Bij langdurig snel en diep ademhalen in rusttoestand, verdwijnt de normale ademhalingsprikkel en treedt een kortstondige ademstilstand op.
Wat gebeurt er met de zuurstofgasspanning, de koolstofdioxidegas-spanning en de stikstofgasspanning van de lucht in de longblaasjes tijdens die ademstilstand?
<A> De zuurstofgasspanning en de koolstofdioxidegasspanning nemen toe, de stikstofgasspanning neemt af.
<B> De zuurstofgasspanning neemt af, de koolstofdioxidegasspanning neemt toe en de stikstofgasspanning verandert niet of nauwelijks.
<C> De zuurstofgasspanning neemt af, de koolstofdioxidegasspanning en de stikstofgasspanning nemen toe.
<D> De zuurstofgasspanning, koolstofdioxidegasspanning en de stikstofgasspanningen veranderen niet of nauwelijks.

Antwoord: B

Als er niet meer ingeademd wordt, zal er dus geen O2 ingenomen worden. De O2 die al ingenomen is, wordt omgezet in de celademhaling, dus de O2-gasspanning daalt
Hierbij wordt ook nog CO2 gevormd, dus de CO2 -gasspanning stijgt
Er wordt noch N2-gas opgenomen noch verbruikt, dus de N2-gasspanning blijft gelijk

Vraag: Augustus 2015

Tijdens welke fasen van de celademhaling wordt koolstofdioxidegas geproduceerd?
<A> Omzetting van pyrodruivenzuur naar acetylCoA én citroenzuurcyclus
<B> Omzetting van pyrodruivenzuur naar acetylCoA én glycolyse
<C> Citroenzuurcyclus én elektronentransportketen
<D> Glycolyse én elektronentransportketen

Antwoord: A

CO2 wordt gevormd zowel in de glycolyse als in de citroenzuurcyclus

Vraag: Augustus 2015

In tegenstelling tot actieve immunisatie, zal passieve immunisatie …
Vul aan met één van de onderstaande beweringen.
<A> zorgen voor een langer en blijvend beschermend effect.
<B> zorgen voor een onmiddellijke bescherming.
<C> de aanmaak van immunologische geheugencellen initiëren.
<D> de ziekte uitlokken waarvoor geïmmuniseerd werd.

Antwoord: B

Hier worden antilichamen van iemand die de ziekte al gehad heeft ingebracht, zodat er onmiddellijke respons is
Het eigen afweersysteem is echter niet op gang gebracht, zodat er geen blijvend, beschermend effect is: een volgende keer kan er een nieuwe infectie met dezelfde infectieverwekker optreden

Vraag: Augustus 2015

In welke volgorde treden de drie onderstaande processen op bij het aan elkaar hechten van aminozuren tot eiwitten?
1 : binding van aminoacetyl-tRNA op de A-plaats
2 : peptide-binding
3 : translocatie van het ribosoom
<A> 3 – 2 – 1
<B> 1 – 3 – 2
<C> 1 – 2 – 3
<D> 2 – 1 – 3

Antwoord: C

Zoals ze weergegeven zijn, 1-2-3
Antwoord C

Vraag: Augustus 2015

Een DNA-streng heeft de volgende nucleotidensequentie:
3’ -TAC-TGA-TCT-TTA-ACC-CTA-GGA-TGC-ACT- 5’
Deze DNA-streng ondergaat nu de twee onderstaande mutaties:
3’ -TAC-TGA-TGT-TTA-ATC-CTA-GGA-TGC-ACT- 5’
De eerste mutatie is TCT -> TGT en de tweede mutatie is ACC -> ATC
Welke is de aminozuurvolgorde van het nieuwgevormde eiwit?
<A> Met-Thr-Thr-Asn-STOP
<B> Met-Thr-Arg-Asn-STOP
<C> Met-Thr-Thr-Asn-Trp-Asp-Pro-Thr-STOP
<D> Met-Thr-Arg-Asn-Trp-Asp-Pro-Thr-STOP

Antwoord: A

Eerst omzetten naar mRNA. De richting is al juist.
Het mRNA wordt: AUG-ACU-ACA-AAU-UAG-…
Opzoeken in de genetische code geeft:
Met-Thr-Thr-Asn-STOP

Vraag: Augustus 2015

In welke fase van de celcyclus bevinden cellen zich die zich niet langer delen (zoals sommige gespecialiseerde menselijke hersencellen)?
<A> G1-fase
<B> Profase
<C> S-fase
<D> G0-fase

Antwoord: D

De G0-fase, deze kan zelfs jaren duren.

Vraag: Augustus 2015

Welke van de volgende beweringen met betrekking tot de mitose en de meiose is correct?
<A> Bij de mitose worden de homologe chromosomen gepaard, bij de meiose niet. Bij de meiose zijn de dochtercellen identiek aan de moedercel, bij de mitose niet.
<B> Bij de meiose worden de homologe chromosomen gepaard, bij de mitose niet. Bij de meiose zijn de dochtercellen identiek aan de moedercel, bij de mitose niet.
<C> Bij de mitose worden de homologe chromosomen gepaard, bij de meiose niet. Bij de mitose zijn de dochtercellen identiek aan de moedercel, bij de meiose niet.
<D> Bij de meiose worden de homologe chromosomen gepaard, bij de mitose niet. Bij de mitose zijn de dochtercellen identiek aan de moedercel, bij de meiose niet.

Antwoord: D

Bij de meiose paren homologe chromosomenparen
Bij de meiose zijn de dochtercellen verschillend
Antwoord D

Vraag: Augustus 2015

In welke volgorde werken de onderstaande hormonen tijdens de oögenese van de mens? (GRF = Gonadotropin Releasing Factor; FSH = Follicle Stimulating Hormone; LH = Luteinizing Hormone)
<A> GRF lage concentratie, oestrogeen, FSH, GRF hoge concentratie, LH-piek, progesteron
<B> GRF hoge concentratie, FSH, oestrogeen, GRF lage concentratie, LH-piek, progesteron
<C> GRF lage concentratie, FSH, oestrogeen, GRF hoge concentratie, LH-piek, progesteron
<D> GRF hoge concentratie, oestrogeen, FSH, GRF lage concentratie, progesteron, LH-piek

Antwoord: C

FSH komt voor oestrogeen en progesteron, dus A en D zijn het zeker niet
GRF is hetzelfde als GHRH: Gonadotropin Hormone Releasing Hormone, dat door de hypothalamus uitgescheiden wordt, dus dit komt inderdaad eerst.
Eerst lage concentratie, later hoge concentratie
Deze concentratie bepaalt of FSH of LH afgescheiden gaat worden

Vraag: Augustus 2015

Welk van de onderstaande uitspraken is volledig correct?
<A> Mitose komt enkel voor bij de vorming van een eicel en meiose enkel bij de vorming van een zaadcel.
<B> Differentiatie van de zaadcelmoedercellen gebeurt pas vanaf de puberteit en eicelmoedercellen ondergaan de volledige meiotische deling bij de geboorte.
<C> Spermatogenese leidt tot de vorming van 4 zaadcellen of spermatiden en oögenese leidt tot de vorming van 1 eicel of oötide.
<D> Zaadcelmoedercellen zijn haploïd en eicelmoedercellen zijn diploïd.

Antwoord: C

A: meiose bij zowel spermatogenese als oögenese
B: de meiotische deling van eicellen wordt pas bij bevruchting afgerond
D: zaadcelmoedercellen zijn diploïd
Dus het antwoord is C

Vraag: Augustus 2015

Een plantenkweker gebruikt twee homozygote wilgenrassen als ouderplanten in een kruising waarbij alle nakomelingen het genotype AaBb hebben. Door zelfbestuiving van deze nakomelingen wil hij nu zuivere lijnen kweken.
Hoeveel verschillende genotypen van de ouderplanten zijn er mogelijk voor de eerste kruising en hoeveel verschillende zuivere lijnen kunnen er na zelfbestuiving van de nakomelingen ontstaan?

Antwoord: A

Eerste kruising: 2 x 2 = 4
Zuivere lijnen bij nakomelingen van AaBb: AABB AAbb aaBB en aabb = 4

Vraag: Augustus 2015

Hoeveel genotypisch verschillende gameten worden er geproduceerd door een individu met het genotype AaBbccDd als de genen onafhankelijk overerven en als de genen een gekoppelde overerving vertonen zonder crossing-over?

Antwoord: B

Onafhankelijke overerving: 2 x 2 x 1 x 2 = 8
Gekoppeld: dan is het ABcD en abcd, dus 2
Antwoord B

Vraag: Augustus 2015

Door het aantal cycli van een PCR (polymerase chain reaction) te verhogen …
Vul aan met één van de onderstaande beweringen.
<A> zullen alle ongewenste DNA-fragmenten verdwijnen.
<B> zal de proportie ongewenste DNA-fragmenten afnemen.
<C> zal de proportie ongewenste DNA-fragmenten toenemen.
<D> zal het aantal ongewenste DNA-fragmenten afnemen.

Antwoord: B

De proportie gewenst DNA (blauw) versus ongewenst DNA (groen) neemt exponentieel toe.

Vraag: Augustus 2015

Het inbouwen van een stukje humaan DNA in een plasmide vereist de werking van …
Vul aan met één van de onderstaande beweringen.
<A> RNA polymerase.
<B> een DNA helicase.
<C> een DNA polymerase.
<D> een DNA ligase.

Antwoord: D

Het stukje DNA wordt erin ge”ligeerd”.

Vraag: Augustus 2015

Mutatie en natuurlijke selectie zijn twee processen die mee aan de basis van evolutie liggen.
Welk(e) van deze processen is (zijn) willekeurig?
<A> Alleen natuurlijke selectie is een willekeurig proces.
<B> Mutatie en natuurlijke selectie zijn geen van beide willekeurige processen.
<C> Alleen mutatie is een willekeurig proces.
<D> Mutatie en natuurlijke selectie zijn allebei willekeurige processen.

Antwoord: C

Natuurlijke selectie is geen willekeurig proces: de best aangepasten overleven

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI