Examenvragen - Chemie - Augustus 2010


Vraag: Augustus 2010

Een vloeistofstaal heeft een massa van 9 gram en bevat oxaalzuur. Dit staal wordt getitreerd met een 22,5 ml NaOH-oplossing met een concentratie van 4 mol/liter.
De reactievergelijking tussen NaOH en oxaalzuur is als volgt :
2NaOH + HOOC-COOH -> NaOOC-COONa + 2H20
Bereken de concentratie van oxaalzuur in het staal in massaprocent.
<A> 36%
<B> 45%
<C> 54%
<D> 90%
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

22,5 ml NaOH van 4 mol/liter komt overeen met 22,5.10-3 . 4 = 0,09 mol NaOH.
Dus zat er 0,045 mol oxaalzuur in het staal.
De molaire massa van oxaalzuur: 2x(12+32+1) = 90 g/mol
Dus 0,045 mol oxaalzuur komt overeen met 0,045 . 90 = 4,05 g oxaalzuur.
Op een totaal van 9 g komt dit overeen met 4,05 / 9 = 0,45 = 45 %

Vraag: Augustus 2010

1,00 g distikstof reageert met 2,00 g diwaterstof. Hierbij wordt ammoniak gevormd.
Hoeveel gram ammoniak wordt hierbij maximaal gevormd?
<A> 0,6 g
<B> 1,2 g
<C> 2 g
<D> 4 g
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

De reactievergelijking is N2 + 3 H2 -> 2 NH3
Voor elke mol N2 is dus 3 mol H2 nodig.
Dus voor elke 18 g N2 is er 6 g H2 nodig.
Dus in dit geval is N2 het limiterend reagens
1,00 g distikstof is 1/28 mol. Dit vormt dus 2/28 = 1/14 mol NH3
Dit komt overeen met 1/14 mol . 17 g/mol = 1,2 g

Vraag: Augustus 2010

Methanol wordt geoxideerd tot mierenzuur.
Bepaal n in volgende halfreactie:
CH3OH -> HCOOH + n e-
<A> 1
<B> 2
<C> 3
<D> 4
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

CH3OH -> HCOOH + n e-
C gaat van –II naar +II, dus +4 e-
Dus n = 4.

Vraag: Augustus 2010

Hoe kan je ervoor zorgen dat de activeringsenergie bij een reactie verlaagt?
<A> Een katalysator toevoegen
<B> Het volume van de reactieproducten vergroten
<C> De concentratie van reactieproducten verhogen
<D> De temperatuur verhogen
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

Door een katalysator toe te voegen. Antwoord A

Vraag: Augustus 2010

Gegeven de volgende evenwichtsrelatie waarbij alle stoffen gasvormig zijn:
a A + b B <--> c C + d D
De evenwichtsconstante Kn wordt geschreven als:
Kn = (nCc . nDd )/(nAa . nBb)
Hierbij is n het aantal mol van de stoffen.
Wat gebeurt er met Kn als het volume gehalveerd wordt?
<A> Kn zal stijgen met een factor 2
<B> Kn zal dalen met een factor 2
<C> Kn zal gelijk blijven als a+b=c+d
<D> Kn in alle gevallen gelijk blijven
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

Halveren van het volume verhoogt de druk.
Het evenwicht verschuift dan naar de kant met de minste deeltjes.
Maar als a + b = c + d, dan is het aantal deeltjes links en rechts gelijk en verschuift het evenwicht dus niet. Dan blijft Kn gelijk.
Dus antwoord C.
Opmerking: met formules:
Kn = (nCc . nDd )/(nAa . nBb)
= ((cC.V)c . (cD .V)d )/((cA .V)a . (cB .V)b)
= Kc . Vc . Vd / (Va . Vb) = Kc . Vc+d / Va+b
Dus als c+d = a+b verandert Kn niet bij wijziging van het volume.

Vraag: Augustus 2010

Je voegt 90 mL van een KOH-oplossing met een concentratie van 0,1 mol/l bij 65 mL van een HNO3-oplossing met een concentratie van 0,1 mol/l .
Wat is de pH van dit mengsel?
<A> 13
<B> 12,2
<C> 7
<D> <7
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

90 mL KOH van 0,1 M is 0,009 mol OH-
65 mL HNO3 van 0,1 M is 0,0065 mol H+
Na neutralisatie blijf 0,0025 mol OH- over op een totaal van 155 mL.
Per liter is dit 0,0025 /155 * 1000 = 0,016 mol.
Nu is pH = 14 – pOH = 14 + log [OH-] = 14 + log (0,016)
pH = 14 + log (4 . 4 . 10-3) (log 4 is gegeven: 0,6)
pH = 14 + log 4 + log 4 + log 10-3
pH = 15,2 – 3 = 12,2

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI