Examenvragen - Chemie - Augustus 2009


Vraag: Augustus 2009

Slechts één van de onderstaande uitspraken over isotopen klopt, welke?
<A> Ze hebben evenveel neutronen en een verschillend aantal elektronen
<B> Ze hebben evenveel elektronen en een verschillend aantal neutronen
<C> Ze hebben een verschillend aantal neutronen en een verschillend aantal protonen.
<D> Ze hebben evenveel protonen en een verschillend aantal neutronen.
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

Antwoord D is juist, dit is de definitie.

Vraag: Augustus 2009

Een molecule cortisol bevat 21 koolstofatomen. Het massapercentage van koolstof in cortisol is 69,2%.
Hoeveel bedraagt de molaire massa van cortisol?
<A> 365 g/mol
<B> 330 g/mol
<C> 193 g/mol
<D> 174 g/mol
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

21 C-atomen hebben een relatieve massa van 21.12 = 252
Dan is de relatieve massa van cortisol 252 / 69 . 100 = 365
Dus de molaire massa van cortisol is 365 g/mol

Vraag: Augustus 2009

Gegeven is volgende redoxvergelijking:
S2- + I2 -> SO42- + I-
De reactie grijpt plaats in basis milieu.
Hoeveel hydroxide-ionen en aan welke kant moeten aan deze vergelijking toegevoegd worden om de redoxreactie in evenwicht te brengen?
<A> 4 aan de rechterkant
<B> 8 aan de rechterkant
<C> 4 aan de linkerkant
<D> 8 aan de linkerkant
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

S2- -> SO42- en I2 -> 2 I-
S gaat van –II naar +VI, I van 0 naar -I
Dus halfreacties S2- -> SO42- + 8 e- en 4 I2 -> 8 I- + 8 e-
S2- + 4 I2 -> SO42- + 8 I-
O en H balanceren: S2- + 4 H2O + 4 I2 -> SO42- + 8 I- + 8 H+
Dus nu de H+ wegwerken met OH-:
S2- + 4 H2O + 4 I2 + 8 OH- -> SO42- + 8 I- + 8 H2O
En dus is de redoxreactievergelijking:
S2- + 4 I2 + 8 OH- -> SO42- + 8 I- + 4 H2O
Dus 8 OH- aan de linkerkant.

Vraag: Augustus 2009

Gegeven de evenwichtsreactie: A + B ↔ C
De reactie is in evenwicht als:
<A> zowel de reactiesnelheid van de reactie naar rechts als de reactiesnelheid van de reactie naar links, gelijk zijn aan nul.
<B> de reactiesnelheid van de reactie naar rechts gelijk is aan de reactiesnelheid van de reactie naar links.
<C> de reactiesnelheid van de reactie naar rechts groter is dan de reactiesnelheid van de reactie naar links.
<D> de reactiesnelheid van de reactie naar links groter is dan de reactiesnelheid van de reactie naar rechts.
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

Er is dan evenveel reactie in beide richtingen
Antwoord B

Vraag: Augustus 2009

Gegeven is de volgende reactievergelijking met evenwichtsconstante Kc:
2 NO (g) + Cl2 (g) ↔ 2 NOCl (g)
Wat gebeurt er met het evenwicht wanneer het volume verdubbeld wordt?
<A> Kc stijgt en de reactie verschuift naar rechts
<B> Kc daalt en de reactie verschuift naar links
<C> Kc blijft gelijk en de reactie verschuift naar links
<D> Kc blijft gelijk en de reactie verschuift naar rechts
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

Het evenwicht verschuift dan naar de kant met de meeste deeltjes (mol), dus naar links.
Kc is enkel afhankelijk van de temperatuur; deze blijft dus gelijk mogen we aannemen.

Vraag: Augustus 2009

Gegeven is de volgende evenwichtsreactie tussen drie reagentia:
2 X(aq) ↔ 3 Y(aq) + Z(aq)
Gegeven is een evenwichtsconstante: Kc = 0,16 mol2/L2
In 1 liter oplossing zit bij evenwicht 0,1 mol X en 0,1 mol Y.
Hoeveel bedraagt de concentratie van Z bij chemisch evenwicht?
<A> 0,016 M
<B> 0,16 M
<C> 0,4 M
<D> 1,6 M
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

Kc = [Y]3[Z] / [X]2
0,16 = (0,1)3 . [Z] / (0,1)2
[Z] = 0,16 / 0,1 = 1,6 M

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI