Examenvragen - Chemie - Augustus 2013


Vraag: Augustus 2013

Cassiteriet is een tinerts, het is een oxide van tin. Een staal van deze verbinding bevat 0,550 g tin en 0,15 g zuurstof. Welke lading draagt tin in deze verbinding?
<A> +I
<B> +II
<C> +III
<D> +IV
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

Massagetal Sn: 119, O:16
Dus 0,550 g tin is 0,550/119 = 0,0046 mol
0,15 g zuurstof is 0,15/ 16 = 0,0094 mol
Dus de verhouding is ongeveer ½, dus de formule is SnO2.
De lading van O is –II in een dergelijke verbinding, dus die van Sn is +IV

Vraag: Augustus 2013

We beschouwen de zilver/zink-batterij, een galvanisch element dat gevormd wordt door de redoxkoppels Zn/ZnO en Ag/Ag2O. De reactie gebeurt in basisch waterig milieu (KOH).
Gegeven zijn de standaard reductiepotentialen:
Zn2+ + 2 e- -> Zn -0,76V
Ag+ + e- -> Ag +0,80V
Welke deelreactie grijpt plaats aan de positieve pool van dit galvanisch element?
<A> Zn + 2 OH- -> ZnO + H2O+ 2 e-
<B> 2 Ag + 2 OH- -> Ag2O + H2O+ 2 e-
<C> ZnO + H2O+ 2 e- -> Zn + 2 OH-
<D> Ag2O + H2O+ 2 e- -> 2 Ag + 2 OH-
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

Zink zal duidelijk sneller oxideren dan zilver, dat weten we uit ondervinding.
Of we weten dat de laagste normpotentiaalwaarde het snelst oxideert.
In alle geval, Zn zal dus elektronen afstaan, Ag zal elektronen opnemen.
Aan de Zn kant zal de Zn dus Zn2+ worden en verdwijnen als ZnO in de oplossing gaan, daarbij 2e- achterlaten. Dit is de negatieve pool
Aan de Ag-kant zal de Ag+ (Ag2O) uit de oplossing gaan door de elektronen op te nemen en zich als Ag op de elektrode zetten. Dit is dan de positieve pool.
Dus het antwoord is D.

Vraag: Augustus 2013

We beschouwen de volgende reactie:
X + 2 U -> Y + 3 Z
Stof Y ontstaat met een snelheid van 6.10-7 mol/s.
Hoeveel bedraagt de verdwijningssnelheid of vormingssnelheid van de andere stoffen (in mol/s)?
<A> vu = 1,2.10-6 en vz = 1,8.10-6
<B> vu = 1,2.10-8 en vz = 1,8.10-6
<C> vu = 6.10-7 en vz = 6.10-7
<D> vu = 3.10-7 en vz = 2.10-7
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

We kunnen uit de reactievergelijking afleiden dat voor elke mol X, 2 mol U verdwijnt en 3 mol Z wordt gevormd.
Dus de snelheid ligt voor U 2x hoger dan voor X, dus 1,2.10-6
Dus de snelheid ligt voor Z 3x hoger dan voor X, dus 1,8.10-6
Dus antwoord A

Vraag: Augustus 2013

In rode bloedcellen komt hemoglobine voor. Hemoglobine bevat het tweewaardig positief ijzerion Fe2+ dat een zuurstofmolecule kan opnemen.
Welke elektronenconfiguratie heeft het ijzerion Fe2+?
I. 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s0
II. 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d5 4s1
III. 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d4 4s2
<A> I
<B> II
<C> III
<D> Geen van deze drie
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

In het PSE zien we dat ijzer 26 elektronen heeft.
Dit geeft 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s2.
Nu gaat het hier over Fe2+, dus twee elektronen minder. Nu zijn de elektronen met de hoogste energie de d elektronen, maar het zijn de elektronen op de buitenste schil die afwezig zullen zijn.
Dus 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s0.
Er treedt dus ook geen inversie op (zoals in II gegeven is).
Dus antwoord A.

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI