Examenvragen - Chemie - Augustus 2011


Vraag: Augustus 2011

De massagetallen van twee nucliden van een atoom X verhouden zich zoals 1.02/1.
Het zwaarste X-nuclide is 7,14 keer zo zwaar als 16O.
Welk massagetal heeft het lichtste X-nuclide?
<A> 112
<B> 114
<C> 116
<D> 117
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

Het massagetal van het zwaarste nuclide bedraagt 7,14 . 16 = 114
Het massagetal van het lichtste nuclide is dan 100/102 . 114 = 112

Vraag: Augustus 2011

Rangschik de volgende elementen volgens dalende atoomstraal: C, F, O, S
<A> S>F>O>C
<B> S>C>O>F
<C> C>O>F>S
<D> F>O>C>S
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

Van boven naar beneden in het PSE komt er een elektronenschil bij, dus de atoomstraal neemt toe
Dus S > O
Van links naar rechts in het PSE neemt de atoomstraal enigszins af, doordat de Coulombse aantrekkingskracht stijgt door het groter aantal elektronen en protonen
Dus C > O > F

Vraag: Augustus 2011

Wat is de correcte Lewisformule van ozon (O3)?
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

Hebben alle atomen een octetstructuur? In D niet (centrale O), dus antwoord D valt af
Aantal nodige elektronen N = 3 x 8 = 24
Aantal aanwezige elektronen: A = 3 x 6 = 18
Aantal bindingen: (N-A)/2 = (24-18)/2 = 3
Dus het is antwoord B.

Vraag: Augustus 2011

Een massa van 2,45 g gazonmeststof bevat 2,18 g bariumsulfaat.
Bereken het massapercentage sulfaationen in deze meststof.
<A> 41,1%
<B> 49,0%
<C> 36,7%
<D> 89,0%
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

Het massapercentage bariumsulfaat in de gazonmeststof is 2,18/2,45 = 0,89 = 89%
Bariumsulfaat (BaSO4) heeft als relatieve massa: 137 + 32 + 4.16 = 233
SO42- heeft relatieve massa van: 32 + 4.16 = 96
Dus het massapercentage sulfaat in de gazonmeststof is:
96/233 * 0,89 = 0,37 = 36,7 %

Vraag: Augustus 2011

In de bovenste luchtlagen van onze atmosfeer kunnen sommige gassen ozon, O3 afbreken. Eén van deze stoffen is stikstofmonoxide, de reactie met ozon is als volgt:
NO + O3 -> NO2 + O2
In een testreactie reageert 5,4 mg NO met 9,6 mg O3.
Welk volume neemt het gevormde NO2 in als reactie volledig naar rechts verloopt?
<A> 4,03 mL
<B> 44,8 mL
<C> 4,48 mL
<D> 448 mL
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

Molaire massa NO: 14 + 16 = 30 g/mol
Molaire massa O3: 3.16 = 48 g/mol
Molaire massa NO2: 14 + 2.16 = 46 g/mol
5,4 mg NO komt overeen met 1,8.10-4 mol
9,6 mg O3 komt overeen met 2.10-4 mol
Dus NO is het limiterend reagens
We krijgen dan ook 1,8.10-4 mol NO
Dit komt overeen met 1,8 . 10-4 . 22,4 = 4,03 ml

Vraag: Augustus 2011

Gegeven volgende reactievergelijking:
2 a + 2 b -> 2 c + 2 d
Wat geeft er correct de snelheid van deze reactie weer?
<A> v = -1/2 . d[a]/dt
<B> v = - d[a]/dt
<C> v = -1/2 . d[c]/dt
<D> v = - d[c]/dt
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

Eigenaardige vraag, aangezien de correcte gebalanceerde reactievergelijking is:
a + b -> c + d
En volgens de definitie is antwoord B dan correct.
Toch zal dit voor de nodige verwarring gezorgd hebben.

Vraag: Augustus 2011

Wanneer men rode kool in zuiver water kookt, dan kleurt het water rood.
Wanneer men dan het huishoudproduct bijtende soda (NaOH) toevoegt, dan verandert de kleur van het water naar paars.
Wanneer men echter het verdunde huishoudproduct zoutspiritus (HCl) toevoegt, dan blijft de kleur rood.
Welk ander product kan men toevoegen aan de rode kool om de kleur te veranderen naar paars?
<A> geconcentreerde zoutspiritus
<B> citroenzuur
<C> azijn
<D> ammoniak
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

Men moet een base toevoegen, dus antwoord D.

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI