Examenvragen - Chemie - Augustus 2002


Vraag: Augustus 2002

De plaats van een element op de PSE (tabel van Mendeljev) wordt bepaald door:
<A> de gemiddelde massa van dit element
<B> de som van het aantal protonen en neutronen in het meest
voorkomende isotoop van dat element
<C> het aantal protonen in een atoom van dat element
<D> het aantal neutronen in het meest voorkomende isotoop van dat
element
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

De plaats wordt bepaald door Z = het aantal protonen in een atoom van dat element

Vraag: Augustus 2002

Welk van de volgende stoffen is het meest polair?
<A> F2
<B> CS2
<C> CF4
<D> BrCl
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

F2: DE.N. = 0 een apolaire molecule
CS2: DE.N. 2,5 – 2,5 = 0 en trouwens: S=C=S, dus in alle geval apolair
CF4: DE.N. 4,0 – 2,5 = 1,5, maar tetraëder => partieel positieve en partieel negatieve ladingen vallen samen => apolair
BrCl: DE.N. 3,0 – 2,8 = 0,2, zwak polair, maar toch de enige polaire molecule
Dus antwoord D

Vraag: Augustus 2002

Ureum heeft als brutoformule CH4N2O.
Welk massapercentage aan N2 bevat ureum?
<A> 12,5%
<B> 25%
<C> 28%
<D> 47%
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: D

De relatieve massa van ureum bedraagt: 12 + 4.1 + 2.14 + 16 = 60
De relatieve massa van N2 bedraagt: 2.14 = 28
Dan is het massapercentage 28 / 60 = 0,47 = 47%

Vraag: Augustus 2002

Ijzer kan gewonnen worden uit hematiet (Fe2O3) door reactie met koolstof volgens:
Fe2O3 + C -> Fe + CO2
Hoeveel gram C is er nodig om 480 gram hematiet om te zetten in ijzer?
<A> 36 g
<B> 54 g
<C> 480 g
<D> 720 g
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

De reactievergelijking moet allereerst gebalanceerd worden:
2 Fe2O3 + 3 C -> 4 Fe + 3 CO2
De molaire massa van hematiet is 112 + 3.16 = 160 g/mol
Dus 480 g is 3 mol
Nu reageert 2 mol hematiet met 3 mol C, dus het aantal mol C nodig is 1,5.3 mol = 4,5 mol
Dit komt overeen met 4,5 . 12 = 54 g

Vraag: Augustus 2002

Gegeven volgende reactievergelijking:
2H2O -> O2 + 2 H2
Het volume van het vrijgekomen gasmengsel kan gemakkelijk gemeten worden bij welbepaalde druk en temp.
Hoeveel gram H2O is er tijdens de elektrolyse verbruikt indien het volume van het opgevangen mengsel bij 273 K en 1,01 x105 Pa gelijk is aan 6,72 liter?
<A> 1,8 g
<B> 3,6 g
<C> 18 g
<D> 36 g
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: B

Bij standaardomstandigheden is 3 mol gas 3 . 22,4 L = 67,2 L.
Dus als er 0,672 L opgevangen is was er 0,3 mol gas aanwezig.
En dan was er 0,2 mol water. Dit komt overeen met 0,2 mol . 18 g/mol = 3,6 g.

Vraag: Augustus 2002

Bakpoeder (NaHCO3) ontbindt bij verwarmen:
2NaHCO3 ↔ Na2CO3 (v) + CO2 (g) + H2O (g)
Het betreft hier een gesloten recipiënt bij een constante temperatuur. Hoe zal het aantal mol CO2 variëren als er waterdamp aan het evenwichtsmengsel wordt toegevoegd bij een constante temperatuur?
<A> Het aantal mol CO2 daalt
<B> Het aantal mol CO2 verandert niet
<C> Het aantal mol CO2 stijgt
<D> Dit is niet te bepalen
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: A

Dit zal het evenwicht naar links verschuiven.
Antwoord A

Vraag: Augustus 2002

Men vermengt 1,00 liter van een NaOH-oplossing met pH=13 met 1,0 liter van een KOH-oplossing met pH=11.
Hoeveel bedraagt de pH van de eindoplossing?
<A> Lager dan 11
<B> 12
<C> Tussen 11 en 13, maar geen 12
<D> Hoger dan 13
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

Valstrik, de verleiding is groot om 12 te zeggen.
We moeten hier rekenen met de OH- concentratie, want de OH- is in overmaat aanwezig.
De pOH voor de KOH is 14 – 11 = 3, dus [OH-] = 10-3
De pOH voor de NaOH is 14 – 13 = 1, dus [OH-] = 10-1
Dus in 2 liter mengsel zitten er 10-3 + 10-1 mol OH-
Dus in 1 liter mengsel zit er ongeveer 0,5.10-1 mol OH-
Dus de pOH = -log (0,5.10-1) = -log(10-1) + log (2) = 1,3
En dan pH = 14 – pOH = 12,7.
Antwoord C.
Opmerking: uitrekenen met [H+] en pH geeft een verkeerd resultaat!

Vraag: Augustus 2002

Om 1,18g van een dicarbonzuur, COOH-(CH2)n-COOH tot het tweede equivalentiepunt te titreren is er 25ml van een 0,80 M NaOH-oplossing nodig.
Wat is de waarde van n?
<A> 0
<B> 1
<C> 2
<D> 3
Door een deelnemer gereconstrueerde vraag

Antwoord: C

Er zijn dubbel zoveel NaOH’s nodig dan het moleculen dicarbonzuur voor neutralisatie
25 ml 0,80 M NaOH is 0,025 * 0,80 = 0,02 mol
Dus er zijn 0,01 mol van het dicarbonzuur.
Dus 1,18 g komt overeen met 0,01 mol
Dan komt een mol overeen met 118 g.
De relatieve massa van de 2 COOH’s is 2 . 45 = 90
Dus ontbreken er nog 28 massa-eenheden
1 CH2 heeft een relatieve massa van 14, dus n is 2.

Sirtaqi
©2017-2024 SIRTAQI